e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L426z plaats=Holtum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raadsel(tje) raadsel(tje): e raodsel (Holtum), e rèùdselke (Holtum) raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)] III-3-2
raampje in een poort kijkraam: kikrām (Holtum) Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b] I-6
raat raat: rāt (Holtum) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6
raden raden: raoje (Holtum) raden [N 07 (1961)] III-3-2
rafel rafel: ruffel (Holtum) Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)] III-1-3
rapen rapen: rāpǝ (Holtum) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
recht vooruitstoten met de armen stuiken: sjtoeke (Holtum) stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)] III-1-2
rechte, vormeloze benen stokken: sjtekke ? (Holtum) benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] III-1-1
rechtstaande oren spitse oren: sjpitse oare (Holtum) oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)] III-1-1
reepje overschietend gras (een) baard maken: bārt mākǝ (Holtum) Soms blijft er bij het maaien een reepje gras staan omdat men de slag met de zeis iets te ver neemt. De zegslieden hebben dit verschijnsel zowel door een zelfstandig naamwoord (zoals zwaaibalk of baard) benoemd, als ook door een werkwoordelijke uitdrukking, waarin een dergelijk zelfstandig naamwoord voorkomt (zoals een baard maaien of een baard laten staan), en tenslotte ook door een op zichzelf staand werkwoord of werkwoordelijke uitdrukking (zoals te breed pakken of te wijd grijpen). Al deze opgaven zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 96] I-3