e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L426z plaats=Holtum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slijmkoek spons: spuns (Holtum) Koekje dat het kalf bij de geboorte in de bek heeft. [N 3A, 56] I-11
slijpbus, hoorn slijpbus: šlīp˱bø̜s (Holtum) Om goed te kunnen scherpen moet de wetsteen vochtig zijn. Daartoe droeg de maaier de wetsteen in een bakje of busje met water aan zijn riem of broekband. Soms werd hiertoe een stevige koehoorn gebruikt, waaraan een haakje was bevestigd. Soms ook plaatste men de bus of de hoorn met de punt in de grond. Waar het gebruik van de houten strekel en van de wetsteen niet (meer) onderscheiden is, wordt de slijpbus of hoorn (met vloeistof) die bij de wetsteen hoort, wel verward met het zandblok of de klomp (met zavel) die bij de strekel hoort. In de Belgische Kempen en in West-Haspengouw komt de slijpbus niet voor. Zie afbeelding 9, nummer 5. Zie ook het volgende lemma voor de inhoud van de slijpbus. [N 18, 81; JG 1a, 1b, 2c; A 23, 16II; monogr.] I-3
slip-over slip-over: sjlipeuver (Holtum) slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas slip: sjlup (-jas) (Holtum) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] III-1-3
slokdarm slokdarm: sjlokderm (Holtum) slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)] III-1-1
sluik haar kopje touw: kŏpke touw (Holtum) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren sluimeren: sjloemere (Holtum), sjlommer (Holtum) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
sluitklep klep: klep (Holtum) klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)] III-1-3
smaak smaak: sjmaak (Holtum, ... ) smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)] III-1-1
smalle buikriem buikzeel: buk˲zęi̯.l (Holtum) Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61] I-10