23445 |
liturgische gewaden |
miskleren:
meskleijer (L426z Holtum),
meͅskleͅiər (L426z Holtum)
|
De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
bøi̯kǝn (L426z Holtum)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
34134 |
loeien van de koe om het kalf |
zeuren:
zeuren (L426z Holtum)
|
In N 3A, 5b is gevraagd naar "Hoe noemt men het loeien van de koe om het kalf?". De antwoorden van de respondenten komen in grote mate overeen met die op de vraag naar 'het loeien van de koe in het algemeen" (zie lemma 6.1, "loeien van de koe in het algemeen'). Woordtypen die niet in dat lemma voorkomen, maar wel in dit lemma zijn: [N 3A, 5b]
I-11
|
34137 |
loeien van de koe van pijn |
zeuren:
zȳrǝ (L426z Holtum)
|
[N 3A, 5e]
I-11
|
34139 |
loeien van kalveren |
zeuren:
zeuren (L426z Holtum)
|
In N 3A, 5b is gevraagd naar "Hoe noemt men het loeien van kalveren?". De antwoorden van de respondenten komen in grote mate overeen met die op de vraag naar 'het loeien van de koe in het algemeen" (zie lemma 6.1, "loeien van de koe in het algemeen'). Woordtypen die niet in dat lemma voorkomen, maar wel in dit lemma zijn: [N 3A, 8]
I-11
|
33965 |
loenje |
bekriem:
bɛkrēm (L426z Holtum)
|
Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31]
I-10
|
17721 |
loeren |
loeren:
loere (L426z Holtum)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23311 |
lof |
lof:
lof (L426z Holtum, ...
L426z Holtum)
|
Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23663 |
lof met processie |
lof met processie (<lat.) over de kerkhof:
lof mit processie euver de kirkhöf (L426z Holtum)
|
Lof met processie (rondom de kerk of over het kerkplein of kerkhof) op de eerste zondag van de maand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17688 |
long |
long:
longe (L426z Holtum)
|
long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)]
III-1-1
|