17687 |
luchtpijpen |
luchtpijpen:
lochpīēpe (L426z Holtum)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23217 |
luiden |
luiden:
loewe (L426z Holtum, ...
L426z Holtum)
|
Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden:
et loewt (L426z Holtum),
loewe (L426z Holtum, ...
L426z Holtum,
L426z Holtum)
|
De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23474 |
luiden voor een begrafenis |
dodenluiden:
djoͅjə lūwə (L426z Holtum)
|
Het luiden bij de begrafenis [t loet tsóm jraaf?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23452 |
luiportaal |
klokhuis:
klokhoes (L426z Holtum),
klokkes (L426z Holtum)
|
Het luiportaal, vertrek of ruimte onder de toren waar de klokketouwen hangen. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17696 |
maag |
maag:
maach (L426z Holtum)
|
maag [maach, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33027 |
maaien met de zicht |
zichten:
zextǝ(n) (L426z Holtum)
|
Algemene benamingen voor de handeling van het maaien van het graan met de zicht. Vergelijk ook het lemma ''graan maaien met de zeis'' (4.4.1). De opgaven voor vraag N 15, 16f "slaan met de zicht" zijn grotendeels identiek met die voor de vragen "maaien", of "inkappen". Alleen werkelijke slaan-opgaven zijn ondergebracht in een apart lemma: ''slaan met de zicht'' (4.2.2). Wanneer het woordtype maaien is opgegeven in het zicht-gebied van kaart 19, dan moet dat geïnterpreteerd worden als "maaien in het algemeen"; de specifieke betekenis van maaien is immers "maaien met de zeis"; zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) in aflevering I.3, waar alle maaien-opgaven zijn gedocumenteerd. Zie voor de toelichting bij kaart 19 de algemene inleiding bij deze paragraaf. Voor de fonetische documentatie van het woord(deel) [maaien] zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3.' [N 15, 16a; JG 1a, 1b; A 3, 38 en 40d; A 4, 28; A 23, 16; L 4, 38; L 20, 28; L 39, 41; L 48, 34.1; Lu 1, 16; Lu 2, 34.2; R 3, 65; div.; monogr.; add. uit N 15, 16f; L 40, 8]
I-4
|
23512 |
maandstonde |
maandgetijde:
montjgetie (L426z Holtum)
|
Een maandelijkse mis voor een overledene [maandstond?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33107 |
maat houden bij het dorsen |
slaghouden:
slaxhau̯tǝ (L426z Holtum)
|
Wanneer men met meer dan één man dorst, moet men goed de maat houden; zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf. In dit lemma staan de benamingen voor dit houden van de juiste maat bijeen. De uitdrukking boekweit dorsen, of beter: boekweitkoek dorsen of - slaan (en heteroniemen, zie het lemma ''boekweit'', 1.2.10) betekent doorgaans: "ritmisch, op maat dorsen"; de term is een onomatopee. Soms ook betekent de uitdrukking dat alle dorsers tegelijk slaan ten teken dat het dorsen klaar is. In L 326 merkt de zegsman opdat deze uitdrukking "verkeerd dorsen" betekent. Trompen is wel de benaming voor het ritmisch luiden van de kerkklok; vergelijk ook het type luiden zelf. Voor de fonetische documentatie van het woord [dorsen], zie het lemma ''dorsen'' (6.1.1).' [N 14, 12 en 14b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
17554 |
mager |
schraal:
sjrāōl (L426z Holtum)
|
mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)]
III-1-1
|