32892 |
metalen tongetjes |
bramen:
brǭmǝ(n) (L426z Holtum)
|
De onregelmatigheden aan de snijkant van de zeis, uitstulpingen in de vorm van metalen tongetjes of lipjes, die kunnen ontstaan bij ondeskundig haren. Het lemma bevat meervouden en enkelvouden. [N 18, 90; monogr.]
I-3
|
23358 |
middenpad |
middengang:
middegang (L426z Holtum),
middegank (L426z Holtum)
|
De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23353 |
middenschip |
middenschip:
middesjeep (L426z Holtum),
middsjeep (L426z Holtum)
|
De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33094 |
mijt afdekken |
dekken:
dękǝ (L426z Holtum)
|
De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
34112 |
miltkuilen |
miltkuilen:
meltkǭlǝ (L426z Holtum)
|
Holten in het lijf van een niet fraai gebouwde koe. [N 3A, 146; monogr.]
I-11
|
23304 |
mis |
mis:
mès (L426z Holtum, ...
L426z Holtum)
|
De Eucharistieviering, de H. Mis [de mis, de mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23523 |
mis met drie heren |
drieherenmis:
drie here mes (L426z Holtum),
drie hère mes (L426z Holtum),
mis met drie heren:
mes mit 3 hère (L426z Holtum)
|
Een plechtige H. Mis waarin een celebrant, een dialen en een subdiaken voorgaan [drieherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23524 |
mis met vier heren |
vierherige mis:
veer herige mes (L426z Holtum)
|
Een plechtige H. Mis waarin naast de genoemde drie, ook nog - gehuld in koorkap - een presbyter assistens voorgaat [vierherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23517 |
mis uit dankbaarheid |
mis uit dankbaarheid:
mes oet dankbaarheid (L426z Holtum, ...
L426z Holtum)
|
Een H. Mis uit dankbaarheid, tot zekere intentie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23509 |
mis voor een overledene |
requiemmis:
rekwuiem mes (L426z Holtum),
zwarte mis:
zwarte mes (L426z Holtum)
|
Een mis voor een overledene [zielmis, zielemis, zieledienst, dodenmis, zwarte mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|