33511 |
boomgaard |
fruitwei:
frøͅi̯t[wei} (L426z Holtum)
|
I-7
|
18698 |
boordenknoopje |
overhemdsknoopje:
euvərhumpsknuipkə (L426z Holtum)
|
boordeknoopje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17578 |
borstelig haar |
borstelenkramer:
beustelekreəmer (L426z Holtum)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17631 |
borsten |
memmen:
memme (L426z Holtum),
memmetjes:
memkəs (L426z Holtum),
tetten:
tette (L426z Holtum)
|
borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1961)]
III-1-1
|
33968 |
borsttuig |
borsthaam:
borshām (L426z Holtum)
|
Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51]
I-10
|
18528 |
borstzak(je) |
borsttasje:
bòrstèsjkə (L426z Holtum)
|
pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20734 |
bosbessenvlaai |
erbelenvla:
Syst. WBD
erbelevla (L426z Holtum)
|
Vla met vulling van bosbessen (mollebeerevlaoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32795 |
bot eggen |
terugwaarts [eggen]:
trø̜kwē̜rs (L426z Holtum)
|
Werken met een eg die "bot" is aangespannen. De eg wordt aan een zodanig punt voortgetrokken dat de tanden schuin naar achteren wijzen en bijgevolg slechts oppervlakkig door de grond gaan. Zie afb. 70. De termen zijn vooral van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In plaatsen waar men gezien de grondsoort verschillend egwerk met dezelfde eg kon verrichten en men uitsluitend of voornamelijk bot egde om het gezaaide graan in de grond te werken, kan voor "bot eggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest) als voor "eggen na het zaaien". Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. Voor andere (...)-varianten dan ''eggen'' zij verwezen naar het lemma ''slepen''. [JG 1a + 1b+ 1c + 2c; N 11, 82; N 11A, 173b; NP, 16a; monogr.]
I-2
|
34258 |
boter |
botter:
botǝr (L426z Holtum)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
20637 |
boterham |
boterham:
Syst. WBD
botteram (L426z Holtum)
|
Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|