id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18034 | braken | kalven: kauve (Holtum), kotsen: kotse (Holtum), spijen: sjpieə (Holtum), vomeren (<fr.): Bij dronkenschap. vomeren (Holtum) | overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2 |
20732 | bramenvlaai | bramelenvla: Syst. WBD braomelevla (Holtum) | Bramenvla [N 16 (1962)] III-2-3 |
23442 | brandkast in de sacristie | kluis: kloes (Holtum, ... ) | De brandkast, kluis of safe, waarin de heilige vaten bewaard worden. [N 96A (1989)] III-3-3 |
33346 | brandmuur tussen woonhuis en stal | brandmuur: brantjmūr (Holtum) | De scheidingsmuur tussen het woongedeelte en de stallen van de boerderij. Doorgaans is dit de muur waartegen, aan de woonhuiskant, ook de schouw is aangebracht en die tot in de nok is opgetrokken. [N 5A, 22g en 32a; N 31, 41d; A 49, 6b] I-6 |
33983 | brede buikriem | onderhelp: onderhelp (Holtum) | Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73] I-10 |
34080 | brede tanden | brede tanden: brēi̯ tē̜n (Holtum) | Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c] I-11 |
33138 | breeddorser | schudder: šø̜dǝr (Holtum) | Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4 |
18392 | bretel | help: helpə (Holtum) | bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] III-1-3 |
34499 | broeden, op eieren zitten | broeden: brø̄i̯ǝ (Holtum) | [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12 |
34504 | broedende kip op eieren | broek: bruk (Holtum), brok: brok (Holtum) | [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12 |