23205 |
doopvont |
doopvont:
doapfonjt (L426z Holtum)
|
Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23387 |
doopwater |
doopwater:
duipwater (L426z Holtum, ...
L426z Holtum)
|
Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34340 |
door de modder rollen |
wentelen:
wenšǝlǝ (L426z Holtum)
|
[N 76, 32]
I-12
|
17954 |
door water het lopen met schoeisel aan |
dabberen:
dabbere (L426z Holtum)
|
lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18671 |
doordeweekse kleren |
`s werkeldaagse kleren:
sjwerkəldaagsə kléjər (L426z Holtum)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23468 |
doordeweekse mis |
doordeweekse mis:
door de weekse mes (L426z Holtum),
mis door de week:
mes door de wèk (L426z Holtum)
|
Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23738 |
doornenkroon |
doornen:
dø͂ͅrə (L426z Holtum),
doornenkroon:
deurekroan (L426z Holtum)
|
De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33167 |
doorschieter |
doorschieter:
dōršētǝr (L426z Holtum),
doorwas:
dōrwas (L426z Holtum)
|
Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.]
I-5
|
33120 |
dorsbed aanleggen |
aanleggen:
ānlęqǝ (L426z Holtum)
|
Het aanleggen van de laag schoven op de dorsvloer; zie de toelichting bij het lemma dorsbed, laag schoven op de dorsvloer (6.1.16). Het object van de handeling is steeds het ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' van het vorige lemma. [N 14, 17b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33119 |
dorsbed, laag schoven op de dorsvloer |
bed:
bęt (L426z Holtum)
|
Voordat men begint te dorsen moeten de schoven op de dorsvloer uitgespreid worden. Meestal worden twee lagen schoven, met de koppen (aren) naar elkaar toe gekeerd, in het midden van de dorsvloer, uitgespreid. In dit lemma staan de benamingen van een dergelijke laag schoven bijeen. [N 14, 20; JG 1a, 1b; L 32, 103; monogr.]
I-4
|