25232 |
droog blijven |
t blijft over]:
⁄t dreigt voor te regenen maer ⁄t bleef hoch draag (L426z Holtum)
|
droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
drø̄xstǭn (L426z Holtum)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25126 |
druilerig en koud weer |
miezerig (weer):
miezerig (L426z Holtum)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
bedrijvig lopen:
bedrievich laupe (L426z Holtum),
vlot op en neer lopen:
flot op en neer laupe (L426z Holtum)
|
lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25133 |
druppel |
druppel:
en dröppel (L426z Holtum)
|
druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)]
III-4-4
|
32866 |
dubbel gezwad |
dubbel gezwade/gezwaai:
(mv)
dø̜bǝl [gezwade/gezwaai] (L426z Holtum)
|
De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94]
I-3
|
33446 |
dubbele toegangspoort van een gesloten erf |
opvaart:
ǫp˲vārt (L426z Holtum)
|
De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.]
I-6
|
21608 |
dubbeltje |
dubbeltje:
dubbeltjə (L426z Holtum)
|
dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17666 |
duim |
duim:
doem (L426z Holtum)
|
duim [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18689 |
duimeling |
duimeling:
doeməling (L426z Holtum)
|
hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)]
III-1-3
|