| 23355 |
armenbanken |
kerkstoelen:
kirksteul (L426z Holtum),
vrije plaatsen:
vrie plaatse (L426z Holtum)
|
De banken achter in de kerk, die niet werden verpacht [gemeine banken, vrije banken, ermebanke, vrije plaatsen?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 25055 |
armvol |
armvol:
ennen hervel höj (L426z Holtum),
hęrvǝl (L426z Holtum)
|
armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4, III-4-4
|
| 32672 |
asblok |
asbed:
as˱bęt (L426z Holtum)
|
Het als ashouder of als as fungerende houten blok waaraan de wielen van de voorploeg bevestigd zijn. [N 11, 31.I.a; N 11A, 97a]
I-1
|
| 23603 |
asperges me |
asperges:
asperges (L426z Holtum),
asperges me:
asperges me (L426z Holtum),
vidi aquam:
vidi aquam (L426z Holtum)
|
Het gezang dat voorafgaand aan de hoogmis gezongen wordt onder de besprenkeling met wijwater: "Asperges me...."of "Vidi aquam...."(in de Paastijd). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23401 |
aureool |
lichtkrans:
leegkrans (L426z Holtum)
|
De gouden lichtkrans of -kring boven om het hoofd van een heiligenbeeld [aureool, nimbus?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 23257 |
avondgebed |
avondgebed:
aovendgebed (L426z Holtum),
avondgebed (L426z Holtum)
|
Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 20582 |
avondmaal |
avondbrood:
aombroad (L426z Holtum),
avondskost:
aoveskòs (L426z Holtum)
|
de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)]
III-2-3
|
| 22321 |
baantje glijden op het ijs |
slieren:
sjleere (L426z Holtum)
|
Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)]
III-3-2
|
| 17584 |
baard |
hauwen:
hai̯ǝ (L426z Holtum)
|
De scherpe uitsteeksels van de aar bij sommige graangewassen: kafnaalden. Het type baard is een verzamelnaam; het type vlimmen is het meervoud van vlim dat eigenlijk de afzonderlijke kafnaald aanduidt die aan het omhulsel van de korrel vastzit. Wanneer het type vlimmen als dubbelopgave naast baard voorkomt (dat is het geval in L 286, 312 en 313), dan is de betekenis van vlimmen: het omhulsel waarin de korrel zit. Vergelijk ook de lemma''s ''graanafval'' (6.1.30) en ''spikken'' (6.1.31). Zie afbeelding 2, f. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 25, 11; NE 2.I, 51; monogr.; add. uit N 14, 131]
I-4
|
| 17720 |
baarmoeder |
baarmoeder:
Geen dialectwoord voor.
baarmoeder (L426z Holtum)
|
baarmoeder [N 10c (1961)]
III-1-1
|