32676 |
lijnogen |
lijnogen:
līnǫu̯gǝ (L426z Holtum)
|
Boven aan de voorploeg van bepaalde karploeg-typen bevindt zich een lat, waarvan de uiteinden zijn voorzien van of eindigen in een ring of schroefvormige krul, waar men de ploeglijn doorheen haalt. Deze "ogen" houden de dubbele ploeglijn gescheiden en voorkomen, dat ze bij het keren onder in de voorploeg verward zou raken of met de grond in aanraking zou komen. Bij een ander (wentel)ploegtype fungeert de brede beugelvormige handgreep van de dieptehefboom als leidselhouder. [N 11, 31.II.j; N 11A, 97j + 98b]
I-1
|
20725 |
limburgse kaas |
stinkkaas:
Syst. WBD
sjtinkkaes (L426z Holtum)
|
Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23731 |
litanie van de rozenkrans |
litanie (<lat.):
letanie (L426z Holtum),
littenie (L426z Holtum)
|
De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23438 |
liturgisch vaatwerk |
heilig vaatwerk:
heilig vaatwerk (L426z Holtum)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23445 |
liturgische gewaden |
miskleren:
meskleijer (L426z Holtum),
meͅskleͅiər (L426z Holtum)
|
De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
bøi̯kǝn (L426z Holtum)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
34134 |
loeien van de koe om het kalf |
zeuren:
zeuren (L426z Holtum)
|
In N 3A, 5b is gevraagd naar "Hoe noemt men het loeien van de koe om het kalf?". De antwoorden van de respondenten komen in grote mate overeen met die op de vraag naar 'het loeien van de koe in het algemeen" (zie lemma 6.1, "loeien van de koe in het algemeen'). Woordtypen die niet in dat lemma voorkomen, maar wel in dit lemma zijn: [N 3A, 5b]
I-11
|
34137 |
loeien van de koe van pijn |
zeuren:
zȳrǝ (L426z Holtum)
|
[N 3A, 5e]
I-11
|
34139 |
loeien van kalveren |
zeuren:
zeuren (L426z Holtum)
|
In N 3A, 5b is gevraagd naar "Hoe noemt men het loeien van kalveren?". De antwoorden van de respondenten komen in grote mate overeen met die op de vraag naar 'het loeien van de koe in het algemeen" (zie lemma 6.1, "loeien van de koe in het algemeen'). Woordtypen die niet in dat lemma voorkomen, maar wel in dit lemma zijn: [N 3A, 8]
I-11
|
33965 |
loenje |
bekriem:
bɛkrēm (L426z Holtum)
|
Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31]
I-10
|