e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hombourg

Overzicht

Gevonden: 120

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roodbont paard bont paard: bōnt pęǝt (Hombourg) Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g] I-9
room room: rōm (Hombourg) Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
schilderij schild: Karte 38.  schild/Schild m. (Hombourg), tableau (fr.): Karte 38.  tableau (Hombourg) Gemälde. III-3-2
schimmel schimmel: šømǝl (Hombourg) Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31] I-9
sering groffelsnagel: -  groffe(l)(s)nagel (Hombourg), lilasbloem: -  lilasbloem (Hombourg), Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022  lilasbloem (Hombourg) sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)] I-7, III-4-3
slecht gesneden hengst klophengst: klǫpheŋs (Hombourg) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9
spenen spenen: špiǝnǝ (Hombourg) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
stempelen chomeren (<fr.): Karte 422  chôm(i)eren (Hombourg), stempelen: Karte 422.  stempel(e)n (Hombourg) stempeln (Arbeitslosenunterstützung beziehen) III-3-1
stinkende gouwe wrattelenkruid: vrattele kruut (Hombourg), vrattələ-krūt (Hombourg) schelkruid [ZND 06 (1924)] III-4-3
stoppels stoppel (mv): stø̜pǝl (Hombourg) De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.] I-4