33810 |
roodbont paard |
bont paard:
bōnt pęǝt (Q250p Hombourg)
|
Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g]
I-9
|
20676 |
room |
room:
rōm (Q250p Hombourg)
|
Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
19765 |
schilderij |
schild:
Karte 38.
schild/Schild m. (Q250p Hombourg),
tableau (fr.):
Karte 38.
tableau (Q250p Hombourg)
|
Gemälde.
III-3-2
|
21086 |
schimmel |
schimmel:
šømǝl (Q250p Hombourg)
|
Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31]
I-9
|
19778 |
sering |
groffelsnagel:
-
groffe(l)(s)nagel (Q250p Hombourg),
lilasbloem:
-
lilasbloem (Q250p Hombourg),
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
lilasbloem (Q250p Hombourg)
|
sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)]
I-7, III-4-3
|
33751 |
slecht gesneden hengst |
klophengst:
klǫpheŋs (Q250p Hombourg)
|
Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.]
I-9
|
20165 |
spenen |
spenen:
špiǝnǝ (Q250p Hombourg)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
21487 |
stempelen |
chomeren (<fr.):
Karte 422
chôm(i)eren (Q250p Hombourg),
stempelen:
Karte 422.
stempel(e)n (Q250p Hombourg)
|
stempeln (Arbeitslosenunterstützung beziehen)
III-3-1
|
24565 |
stinkende gouwe |
wrattelenkruid:
vrattele kruut (Q250p Hombourg),
vrattələ-krūt (Q250p Hombourg)
|
schelkruid [ZND 06 (1924)]
III-4-3
|
33103 |
stoppels |
stoppel (mv):
stø̜pǝl (Q250p Hombourg)
|
De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.]
I-4
|