e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

Gevonden: 3465
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
harmonisch van bouw gedrongen: gedroŋǝ (Horn) Gezegd van een goed gebouwd paard, met korte, gesloten en gevulde flanken. [N 8, 64a] I-9
hart hart: hert (Horn), hɛrt (Horn) hart [SGV (1914)] || Holle spier in de borst die door pulserende bewegingen de bloedsomloop gaande houdt. [N 28, 88a] I-11, III-1-1
haten haten: hate (Horn) haten [SGV (1914)] III-3-1
havermout havermout: havermout (Horn) havermout [SGV (1914)] III-2-3
haverzak kopzak: kǫp˲zak (Horn) Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.] I-10
hazelaar hazenotenstruik: haasjenotestroek (Horn), misschien. oo met sleeptoon, st = st in het Duitse Stein  hasenotestroek (Horn) hazelnoot - boom (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] || hazelstruik [SGV (1914)] III-4-3
hazelnoot hazenoot: haasjenoot (Horn), oo met sleeptoon  hasenoot (Horn) hazelnoot [SGV (1914)] || hazelnoot - vrucht (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] III-4-3
hazenleger kot: koewt (Horn) leger, ligplaats ve haas [DC 54 (1979)] III-4-2
hecht van een mes hecht: hicht (Horn, ... ) handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] || heft [SGV (1914)] III-2-1
hede, vlas- of hennepafval hachelen: haxǝlǝ (Horn) Rap en bodde bestaat uit langere vezels en kort lint dat bij het zwingelen of hekelen achterblijft en waarvan grof linnen wordt gemaakt; scheven bestaat uit alleen de bastdeeltjes. [L 43, 3; S 13; monogr.] I-5