33825 |
harmonisch van bouw |
gedrongen:
gedroŋǝ (L325p Horn)
|
Gezegd van een goed gebouwd paard, met korte, gesloten en gevulde flanken. [N 8, 64a]
I-9
|
17780 |
hart |
hart:
hert (L325p Horn),
hɛrt (L325p Horn)
|
hart [SGV (1914)] || Holle spier in de borst die door pulserende bewegingen de bloedsomloop gaande houdt. [N 28, 88a]
I-11, III-1-1
|
21458 |
haten |
haten:
hate (L325p Horn)
|
haten [SGV (1914)]
III-3-1
|
20675 |
havermout |
havermout:
havermout (L325p Horn)
|
havermout [SGV (1914)]
III-2-3
|
33994 |
haverzak |
kopzak:
kǫp˲zak (L325p Horn)
|
Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.]
I-10
|
24480 |
hazelaar |
hazenotenstruik:
haasjenotestroek (L325p Horn),
misschien. oo met sleeptoon, st = st in het Duitse Stein
hasenotestroek (L325p Horn)
|
hazelnoot - boom (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] || hazelstruik [SGV (1914)]
III-4-3
|
21000 |
hazelnoot |
hazenoot:
haasjenoot (L325p Horn),
oo met sleeptoon
hasenoot (L325p Horn)
|
hazelnoot [SGV (1914)] || hazelnoot - vrucht (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
24320 |
hazenleger |
kot:
koewt (L325p Horn)
|
leger, ligplaats ve haas [DC 54 (1979)]
III-4-2
|
19534 |
hecht van een mes |
hecht:
hicht (L325p Horn, ...
L325p Horn)
|
handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] || heft [SGV (1914)]
III-2-1
|
33290 |
hede, vlas- of hennepafval |
hachelen:
haxǝlǝ (L325p Horn)
|
Rap en bodde bestaat uit langere vezels en kort lint dat bij het zwingelen of hekelen achterblijft en waarvan grof linnen wordt gemaakt; scheven bestaat uit alleen de bastdeeltjes. [L 43, 3; S 13; monogr.]
I-5
|