25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
inslaan:
Nb. "ao"met sleeptoon.
insjlaon (L325p Horn)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
enšpanǝ (L325p Horn)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
23605 |
introïtus |
introtus (<lat.):
introitus (L325p Horn)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20827 |
inzouten |
zouten:
zoate (L325p Horn)
|
zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
23514 |
jaargetijde |
jaardienst:
joardeenst (L325p Horn)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34074 |
jaarring |
ring:
reŋ (L325p Horn)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
25725 |
jachtbuis |
overloop:
(mv.)
ø̄vǝrlǫwpǝ (L325p Horn)
|
De buis waardoor het water door middel van hoogteverschil van de waterketel naar de beslagkuip wordt gevoerd of waardoor de gekookte wort door middel van hoogteverschil naar de koelbakken wordt afgevoerd. In Q 20 liep de buis van de brouwketel naar de beslagkuip. [N 35, 34a; N 35, 34b; N 35, 35a; N 35, 32b]
II-2
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
sjekèt (L325p Horn),
zjekèt (L325p Horn)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25724 |
jager |
emmer:
(mv.)
ømǝrǝ (L325p Horn
[(34a)]
),
kan:
kan (L325p Horn
[(34a en c)]
),
schepemmer:
šø̜pømǝr (L325p Horn
[(34b)]
)
|
De (koperen) emmer aan een lange of korte steel, eventueel in de vorm van een groot soort lepel, of de kruik of kan met een schenkrand of schenktuit waarmee men heet water op het moutmeel in de beslagkuip brengt (vraag N 35, 34a), wort naar de wortelketel transporteert (vraag N 35, 34b) en gekookte wort naar de koelbakken of andere installaties voert (vraag N 35, 34c). Achter het plaatsnummer is tussen haakjes opgenomen voor welke vraag/vragen het antwoord van de desbetreffende plaats geldt. In L 325 en P 180 gebruikt men een koperen emmer. Zie ook afb. 6. [N 35, 34a; N 35, 34b; N 35, 34c; monogr.]
II-2
|
18259 |
jak |
jak:
jak (L325p Horn, ...
L325p Horn)
|
jak [SGV (1914)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|