e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koffiedik dras: dras (Horn, ... ) koffiedik [DC 47 (1972)], [SGV (1914)] III-2-3
koffiepot koffiekan: kóffiekan (Horn), koffiepot: kóffiepot (Horn) pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1
koken koken: kǭkǝ (Horn) De hoofdwort en/of de nawort in de wortketel koken. Volgens de respondent uit L 325 duurde dit proces twee uur. [N 35, 42; monogr.] II-2
koken (intr.) koken: kaokə (Horn), kòkə (Horn) koken [DC 03 (1934)], [RND] III-2-3
kokmeeuw meeuw: mièw (Horn) kokmeeuw (38 zeer bekend; witte vogel met s zomers bruinzwarte kop; in grote troepen op en rond allerlei water; in de stad ook daarvandaan; schreeuwerige vogel; vooral in de grote broedkolonies; aan Schelde en Maas komen nog meer, meest grotere soorten [N 09 (1961)] III-4-1
kol kol: kǫl (Horn) Witte vlek op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 135b] I-11
kolder kolder: kolder (Horn) Kolder (< lat. cholera) is een slepende, ongeneeslijke hersenaandoening, die aanleiding geeft tot stoornissen in de beweging en de bloedsomloop. De uiterlijke verschijnselen zijn: onhandelbaarheid, niet willen werken, een sufferig uiterlijk, het hoofd laag houden en de oren laten hangen, evenals een waggelende gang. Deze vorm van aandoening wordt stille kolder genoemd. Bij verergering van de ziekte wordt het paard wild, draait in het rond en slaat op hol. Dan spreekt men van razende kolder. [A 48A, 37; N 8, 90p; monogr.] I-9
kom komp: koͅmp (Horn) kom [SGV (1914)] III-2-1
komen komen: komme (Horn), kumə (Horn) komen [RND], [SGV (1914)] III-1-2
konijn konijn: kniene (Horn) konijn [SGV (1914)] III-2-1