e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koopwaar waar: wââr (Horn) waar (goede ~) [SGV (1914)] III-3-1
koor koor: koir (Horn) koor [SGV (1914)] III-3-3
koorhemd superplie: superpliej (Horn) Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koorts koorts: kors (Horn) koorts [SGV (1914)] III-1-2
koorzanger zanger: zenger (Horn) Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kop van de schoof kop: kǫp (Horn) De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b] I-4
kopdorser hekelmachine: hɛ̄kǝlmǝšin (Horn) Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
kopen kopen: koupe (Horn) koopen [SGV (1914)] III-3-1
koper poetsen poetsen: putsə (Horn) metaal met behulp van vloeibare of zachte poetsmiddelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)] III-2-1
koperwiek lijster: liester (Horn) koperwiek (21 lijkt op zanglijster [019], maar met rossige plek op zij en vleugel; alleen op trek en s winters, meestal in grote troepen; roep schril [srieieieie]; zachte zang [N 09 (1961)] III-4-1