21400 |
koopwaar |
waar:
wââr (L325p Horn)
|
waar (goede ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
23216 |
koor |
koor:
koir (L325p Horn)
|
koor [SGV (1914)]
III-3-3
|
23541 |
koorhemd |
superplie:
superpliej (L325p Horn)
|
Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
kors (L325p Horn)
|
koorts [SGV (1914)]
III-1-2
|
23563 |
koorzanger |
zanger:
zenger (L325p Horn)
|
Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33063 |
kop van de schoof |
kop:
kǫp (L325p Horn)
|
De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b]
I-4
|
33137 |
kopdorser |
hekelmachine:
hɛ̄kǝlmǝšin (L325p Horn)
|
Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
21411 |
kopen |
kopen:
koupe (L325p Horn)
|
koopen [SGV (1914)]
III-3-1
|
19883 |
koper poetsen |
poetsen:
putsə (L325p Horn)
|
metaal met behulp van vloeibare of zachte poetsmiddelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
24193 |
koperwiek |
lijster:
liester (L325p Horn)
|
koperwiek (21 lijkt op zanglijster [019], maar met rossige plek op zij en vleugel; alleen op trek en s winters, meestal in grote troepen; roep schril [srieieieie]; zachte zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|