24925 |
laag grond |
laag:
laog (L325p Horn, ...
L325p Horn,
L325p Horn)
|
laag (znw.) [SGV (1914)] || laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
laag:
lǭx (L325p Horn)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brōk (L325p Horn)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagte:
lē̜gdjǝ (L325p Horn)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
stevel:
sjtevel (L325p Horn)
|
laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23658 |
laatste evangelie |
laatste evangelie:
leste evangelie (L325p Horn)
|
De zegen, de benedictie door de priester gegeven aan het eind van de mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18304 |
lage herenschoen, molière |
lage schoen:
lièg sjoon (L325p Horn)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32447 |
lage klomp |
klomp met riem:
[klomp] met rēm (L325p Horn)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
18377 |
lage klomp? |
klomp:
mit reem
klómp (L325p Horn)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18351 |
lakschoen |
lakschoen:
laksjoon (L325p Horn)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|