e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
litteken lijnteken: lienteike (Horn) litteken [SGV (1914)] III-1-2
loeien van de koe in het algemeen kaken: kākǝ (Horn), toeten: tūtǝ (Horn) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loeien van de koe van pijn beuken: bø̜̄kǝ (Horn) [N 3A, 5e] I-11
loenje bekriem: bɛkrēm (Horn) Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31] I-10
loeren loeren: loere (Horn) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
lof lof: lof (Horn), ət loͅf (Horn) het lof [RND] || Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
lof met processie processie (<lat.) om de kerk: presessie om de kirk (Horn) Lof met processie (rondom de kerk of over het kerkplein of kerkhof) op de eerste zondag van de maand. [N 96B (1989)] III-3-3
lomp paard karhengst: kɛrheŋst (Horn) [JG 1a; N 8, 62h] I-9
long long: long (Horn), longe (Horn), lóng (Horn), loos: loos (Horn) long [SGV (1914)] || long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] || longen [SGV (1914)] III-1-1
longen longen: loŋǝ (Horn) De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b] I-11