29920 |
metselaar |
metselaar:
mɛ ̝tsǝlīǝr (L325p Horn),
mɛtsǝlē̜r (L325p Horn)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
29921 |
metselen |
metselen:
mɛtsǝlǝ (L325p Horn)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
20513 |
metworst |
boerenmetworst:
bōērə mètwórjst (L325p Horn),
droogworst:
drûûgworst (L325p Horn),
metworst:
metworst (L325p Horn),
snijworst:
sjnīēworst (L325p Horn)
|
metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
middəch (L325p Horn)
|
middag [RND]
III-4-4
|
17838 |
middagdutje |
ungeren (zn.):
unjere (L325p Horn)
|
middagdutje [SGV (1914)]
III-1-2
|
17839 |
middagdutje doen |
ungeren (ww.):
unjere (L325p Horn)
|
middagdutje [een ~ doen] [SGV (1914)]
III-1-2
|
20573 |
middagmaal |
middageten:
middig-éétə (L325p Horn),
middəg ééətə (L325p Horn)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33785 |
middendeel van het paard |
ribbenkast:
røbǝkast (L325p Horn)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
31586 |
middennaafbanden |
naafbanden:
nāf˱bɛnj (L325p Horn)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|
23358 |
middenpad |
middenpad:
middenpaad (L325p Horn)
|
De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|