25172 |
nieuwe maan |
donker:
dónkər (L325p Horn),
donkere maan:
donkel maon∂ (L325p Horn),
geen maanlicht:
gei maonleecht (L325p Horn),
nieuwe maan:
nŭŭj maon (L325p Horn)
|
maan [donkere ~] [SGV (1914)] || schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19052 |
nieuws |
nieuws:
noets (L325p Horn)
|
nieuws [SGV (1914)]
III-3-1
|
19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
noeschērig (L325p Horn),
klemtoon eerste deel v.h. woord
noesjerig (L325p Horn)
|
nieuwsgierig [SGV (1914)] || nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
17724 |
nieuwsgierig kijken |
nieuwsgierig kijken:
noesjèrig kieke (L325p Horn)
|
kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18020 |
niezen |
niesten:
neeste (L325p Horn),
neesten (L325p Horn)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|
21401 |
niks waard |
niks waard:
det is niks w?? (L325p Horn)
|
waard (dat is niets ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
20504 |
nippen |
met slokjes drinken:
mét schləkskəs drinkə (L325p Horn),
pitsen:
pitsə (L325p Horn, ...
L325p Horn)
|
Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20401 |
noemen |
noemen:
nymə (L325p Horn)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
34478 |
nog in het ei zittend kipje |
kuikje:
kykskǝ (L325p Horn)
|
[N 19, 40a]
I-12
|
30213 |
nok |
vorst:
vǫrst (L325p Horn)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|