24223 |
patrijs |
patrijs:
petries (L325p Horn),
veldhoen:
vroeger
veldjhoon (L325p Horn)
|
patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
23285 |
paus |
paus:
paus (L325p Horn)
|
paus [SGV (1914)]
III-3-3
|
20414 |
peetoom |
peteroom:
pèterôôme (L325p Horn)
|
peetoom [SGV (1914)]
III-2-2
|
25454 |
pekelkuip |
slachtkuip:
šlaxkyp (L325p Horn)
|
De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.]
II-1
|
17717 |
penis |
mannetje:
menke (L325p Horn),
pezemannetje:
B.v. doe onnozel piezemenke, waat wild doe?.
piezemenke (L325p Horn),
pissertje:
Kinderwoord.
pisserke (L325p Horn)
|
[N 10c (1961)]
III-1-1
|
20842 |
peper |
peper:
pèpər (L325p Horn)
|
peper [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
17911 |
persen |
persen:
parsjen (L325p Horn),
persen (L325p Horn)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] || persen [SGV (1914)]
I-11, III-1-2
|
24856 |
perzikkruid |
reuts:
rø̄ts (L325p Horn)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
24927 |
petroleum |
ptrole (fr.):
pətrol (L325p Horn),
pətròl (L325p Horn)
|
petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)]
III-4-4
|