25705 |
schroden |
pletten:
plętǝ (L325p Horn),
walsen:
walsǝ (L325p Horn)
|
Het mout malen waardoor het in de korrel aanwezige extract kan oplossen. De invuller uit L 318 maakt hierbij onderscheid tussen "malen", waarbij hij bedoelt dat het mout grof wordt gemalen, en "pletten" in de betekenis van "mout" fijnbreken". [N 35, 15; monogr.]
II-2
|
19411 |
schroeien |
schroeien:
šrøi̯ə (L325p Horn)
|
schroeien [SGV (1914)]
III-2-1
|
20489 |
schrokken |
schransen:
schrànsə (L325p Horn, ...
L325p Horn),
sjransə (L325p Horn),
sjrànsə (L325p Horn),
schrokkelen:
schrokkele (L325p Horn),
vreten:
vréétə (L325p Horn)
|
gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] || schrokken [SGV (1914)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18844 |
schuchter |
bleu:
blöi (L325p Horn)
|
bloode [SGV (1914)]
III-1-4
|
19565 |
schuier |
borstel:
borstəl (L325p Horn),
klederborstel:
kleerborstel
kleierbórstel (L325p Horn)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || stofborstel om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen, enz. te verwijderen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19501 |
schuifgrendel |
schoude:
sjaw (L325p Horn)
|
schuifgrendel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
23385 |
schuifje van de biechtstoel |
tralies:
tralies (L325p Horn)
|
Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
25800 |
schuimdek |
het krollen:
t krǫlǝ (L325p Horn)
|
De laag schuim die zich vormt op de gistende wort. [N 35, 71]
II-2
|
25804 |
schuimlepel |
schuimlepel:
šȳmlɛ̄pǝl (L325p Horn),
šȳmslę̄pǝl (L325p Horn)
|
Een grote lepel met gaatjes waarmee de gist wordt afgeschuimd. Zie afb. 12. Uit de opgaven van L 290 ("gistschup") en L 318 ("gistlepel") blijkt dat de schuimlepel ook werd gebruikt om gist aan te zetten. Zie daarom ook het lemma ''gistlepel''. Volgens de zegsman uit Q 95 was de schuimlepel gemaakt van rood koper. [N 35, 64; monogr.]
II-2
|
19555 |
schuimspaan |
schuimslepel:
schuumslepel (L325p Horn),
sjuums-lèpel (L325p Horn)
|
schuimspaan [SGV (1914)] || schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)]
III-2-1
|