e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sleepruim sleen: sjlain (Horn) sleedoorn vrucht [DC 56 (1981)] III-4-3
slekken slekken: šlɛkǝ (Horn) Metalen plaatjes of kapjes waarmee men de uiteinden van de berries tegen slijtage beschermt of waarmee men beschadigde berries verstevigt. [N 17, 29 + 99; N G, 59c; JG 1d] I-13
slenteren banzelen: Waarbij schouderbeweging.  banzele (Horn), klenderen: klinjere (Horn), slenteren: sjlentjere (Horn, ... ), slentere (Horn) lopen: slenterend lopen [schaffele, banzele, gengele, schuupe] [N 10 (1961)] || lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] || slenteren(d lopen) [SGV (1914)] III-1-2
slepen slepen: sleipe (Horn), šlęi̯pǝ (Horn), slichten: šlextǝ (Horn) De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] || slepen (ww) [SGV (1914)] I-2, III-1-2
sleutelbloem koekenschoteltje: meestal mv., sch = ch in chef, u = nederl. uitgesproken  kookeschuttelkes (Horn, ... ), primula: hoort men veel  primulaɛs (Horn), sleuteltje: meestal mv., äö = oeu van Fr. oeuvre  sjläötelkes (Horn, ... ) sleutelbloem, gekweekt (Primula) [DC 24 (1953)] || sleutelbloem, wild [DC 24 (1953)] III-4-3
sleutelbos sleutelenbos: schleuteleboes (Horn) Sleutelbos (afbeelding) [DC 14 (1946)] III-2-1
slib, rivierbodem slib: sjlip (Horn, ... ), slijm: schliem (Horn) slib [SGV (1914)] || slib, geheel van de bodembestanddelen die door water worden meegevoerd of zich uit water hebben neergezet, wanneer het nog niet verhard is [slob,blets, blei] [N 81 (1980)] III-4-4
sliepuit sliepuit, sliepuit: sjliep oet - sjliep oet (Horn) uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)] III-3-2
slijkvanger slijkplaat: šlīkplāt (Horn) Metalen plaat boven de as, tussen het asblok en de binnenzijde van de naaf, die dient als bescherming tegen van het karwiel afvallende modder. [N 17, 68; NG, 50e] II-11
slijmen sluieren: (de koe) šløi̯ǝrtj (Horn) Afscheiding geven uit de schede v√≥√≥r het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 37] I-11