e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snede van het blad van de zeis waat: wā.t (Horn) De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.] I-3
snee brood snede: sjneej (Horn), snee: schnee (Horn), sjnee (Horn) snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)] III-2-3
sneeuwen sneeuwen: sn (Horn), šnījə (Horn), šnīə (Horn) sneeuwen [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
sneeuwklokje sneeuwklokje: sjneeklökske (Horn) sneeuwklokje [DC 56 (1981)] III-4-3
sneeuwx sneeuw: sjniè (Horn), sjnîê (Horn), šnī(j) (Horn) sneeuw [DC 03 (1934)], [RND] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)] III-4-4
snijwonde snats: eine sjnats inne vinger (Horn), snee: eine sjnee inne vinger (Horn), eine sjneej inne vinger (Horn) snee in de vinger [N 07 (1961)] III-1-2
snikken snikken: sjnikke (Horn) snikken [snoffe] [N 10 (1961)] III-1-4
snoepen slokken: slokke (Horn) snoepen [SGV (1914)] III-2-3
snoeperig lief: leef (Horn) snoeperig [SGV (1914)] III-1-4
snoepgoed lekker: lèkkər (Horn), slok: sjlok (Horn), snoep: sjnŏĕp (Horn), zoetigheid: zeutigheid (Horn) snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)] III-2-3