24247 |
sperwer |
stootkop:
sjtoatkop (L325p Horn, ...
L325p Horn)
|
sperwer [DC 42b (1967)] || sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20535 |
spetteren |
springen:
sjpringə (L325p Horn)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26360 |
spie |
spie/spij:
špī(i̯) (L325p Horn)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
schpeegel (L325p Horn)
|
spiegel [SGV (1914)]
III-2-1
|
17569 |
spier |
spier:
sjpier (L325p Horn)
|
pees, spier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21373 |
spijbelen |
plenken:
plenke (L325p Horn)
|
spijbelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
33133 |
spikken |
spikken:
špekǝ (L325p Horn)
|
Onder spikken (of het enkelvoud: spik) verstaat men doorgaans een verbijzondering van het begrip "graanafval", namelijk het (onvolgroeide) graan met het kaf er nog omheen, dat dus niet heeft losgelaten bij het dorsen. Deze spikken worden dan als varkensvoer gekookt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 35d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
24379 |
spin |
spin:
špɛn (L325p Horn),
eigen spellingsysteem
sjpin (L325p Horn)
|
spin [RND] || spin [spinnekop, spinnenbijter, vrijer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
špenǝ (L325p Horn)
|
De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.]
II-7
|
24381 |
spinnenweb |
spinnengeweef:
eigen spellingsysteem
ei sjpinne-gewèèf (L325p Horn),
spinnenkop:
špenəkoͅp (L325p Horn)
|
spinnenweb [RND] || spinneweb [spinnegeweef, -gewep, -kop] [N 26 (1964)]
III-4-2
|