20579 |
stiekem eten |
pitsen:
pitsə (L325p Horn),
slokken:
schlókkə (L325p Horn),
snabbelen:
snabbələ (L325p Horn)
|
stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23552 |
stiekem uit de ampullen drinken |
stiekem proeven:
sjtiekem preuve (L325p Horn)
|
Stiekem uit de ampullen drinken [pölle köäre?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34050 |
stier |
stier:
štīr (L325p Horn)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
18003 |
stijf van vingers en handen |
stijf:
sjtief (L325p Horn)
|
stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34018 |
stilstaan |
ju(j):
jȳi̯ (L325p Horn)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
31693 |
stobbe |
boks:
boks (L325p Horn)
|
Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.]
II-12
|
19708 |
stoel |
stoel:
štōl (L325p Horn)
|
stoel [SGV (1914)]
III-2-1
|
21226 |
stoep |
stoep:
schtoep (L325p Horn),
sjtoep (L325p Horn)
|
stoep [SGV (1914)] || stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
19857 |
stoep, trottoir |
stoep:
schtoep (L325p Horn)
|
stoep [SGV (1914)]
III-2-1
|
18775 |
stof |
stof:
sto͂f (L325p Horn),
st als in het duits, ao = o van encore, sleeptoon
staof (L325p Horn)
|
stof [DC 23 (1953)], [SGV (1914)]
III-2-1
|