| 22362 |
stuiken |
in het putje schieten:
kölse in ⁄t pötje schene (L325p Horn)
|
stuiken [knikkers ~ in een kuiltje] [SGV (1914)]
III-3-2
|
| 25375 |
stuiptrekken |
stuiptrekken:
štȳptrękǝ (L325p Horn)
|
Als de slachter het dier geschoten en gestoken heeft, blijft het nog enige tijd spartelen ten gevolge van het onwillekeurig samentrekken der spieren. [N 28, 16; monogr.]
II-1
|
| 25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stuiven:
schtoeve? (L325p Horn),
Nb. "ü"= kort.
’t stüftj (L325p Horn)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] || stuiven [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 21377 |
stuiver |
stuiver:
stuuver (L325p Horn)
|
stuiver [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 34023 |
stuks -vee |
stuks (vee):
štø̜ks (L325p Horn)
|
Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2]
I-11
|
| 20847 |
suiker |
suiker:
sokker (L325p Horn)
|
suiker [SGV (1914)]
III-2-3
|
| 33230 |
suikerbiet |
suikerkroot:
sǫkǝrkrǫt (L325p Horn)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
| 20543 |
suikerklontje |
klontje:
klunjtjə (L325p Horn),
kluntjə (L325p Horn),
klöntjə (L325p Horn)
|
klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 17735 |
suizen van de oren |
tuiten:
mien oare toete (L325p Horn)
|
suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 20745 |
taart |
koek:
kook (L325p Horn)
|
taart [SGV (1914)]
III-2-3
|