21381 |
tolgaarder |
barrierman:
breerman (L325p Horn)
|
tolgaarder [SGV (1914)]
III-3-1
|
17727 |
tonen |
tonen:
tuine (L325p Horn)
|
tonen [SGV (1914)]
III-1-1
|
25850 |
tonnen |
afvullen:
āfvølǝ (L325p Horn),
āfvø̜lǝ (L325p Horn),
vullen:
vølǝ (L325p Horn)
|
Het bier in tonnen of vaten doen. [N 35, 90; monogr.]
II-2
|
21382 |
toonbank |
toonbank:
toinbank (L325p Horn)
|
toonbank [SGV (1914)]
III-3-1
|
23464 |
torenhaan |
t hantje van dn taore?].:
haan (L325p Horn)
|
De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23456 |
torenspits |
torenspits:
toarespits (L325p Horn)
|
De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23300 |
torenuurwerk |
uurwerk:
oerwerk (L325p Horn)
|
Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24256 |
torenvalk |
torenvalk:
soms ook sjtoatkop
taorevalk (L325p Horn)
|
valk: torenvalk (34 bekende vogel met spitse vleugels; vliegt vrij langzaam; hangt vaak stil in de lucht en laat zich dan vallen om een muis o.i.d. te vangen; broedt in boomnest of in torens [N 09 (1961)]
III-4-1
|
29108 |
tornen |
losmaken:
losmākǝ (L325p Horn)
|
De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38]
II-7
|
22025 |
tortelduif |
lachduif:
lachdoef (L325p Horn, ...
L325p Horn),
tortelduif:
tòrteldoef (L325p Horn),
tórteldoef (L325p Horn)
|
tortel (28 bekende zomervogel; slank en lichtbruin; nestje meestal in hoge struiken; roep [toerrrrr, toerrrrr] [N 09 (1961)] || tortelduif
III-4-1
|