18302 |
waterdichte laars |
waterstevel:
watersjtevel (L325p Horn)
|
laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24273 |
waterhoen |
waterhoentje:
waaterheunke (L325p Horn),
waterheunke (L325p Horn)
|
waterhoen || waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20484 |
waterige kost |
slobber:
sjloebər (L325p Horn),
sjlōēbər (L325p Horn),
waterachtig:
wáátərrèchtich (L325p Horn)
|
slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19967 |
waterketel |
warmwaterketel:
węrmwātǝrkę̄tǝl (L325p Horn)
|
De ketel waaruit het water voor het beslag wordt gehaald. Uit de woordtypen "warmwaterketel" (L 250, L 325, Q 95), "warmwaterbak" (L 362, P 120) en "warmwaterkuip" (Q 32) blijkt dat het beslagwater reeds op een bepaalde temperatuur is gebracht. In Q 99 is de waterketel van ijzer vervaardigd. [N 35, 27]
II-2
|
19510 |
waterketel, moor |
moor:
moar (L325p Horn)
|
waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25726 |
waterpomp |
wortpomp:
wǫrtpomp (L325p Horn)
|
De pomp die men gebruikt om in de beslag-kuip water op het mout te brengen. Uit de antwoorden van de invullers blijkt dat de pomp ook voor andere doeleinden wordt gehanteerd. Zie daarom ook de lemmata ''wortpomp'' en ''bierpomp''. [N 35, 35a; monogr.]
II-2
|
33631 |
waterput |
put:
pøt (L325p Horn),
pøͅt (L325p Horn),
sprong:
sprøŋk (L325p Horn),
waterput:
wātərpøͅt (L325p Horn)
|
[DC 21 (1952)] [N 12 (1961)] [RND 08] [SGV (1914)]
I-7
|
33093 |
waterring van de mijt |
krans:
krans (L325p Horn)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24275 |
watersnip |
watersnep:
watersjnep (L325p Horn)
|
watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20542 |
wecken |
inmaken:
inmakə (L325p Horn),
inmààkə (L325p Horn),
wecken:
wèkkə (L325p Horn, ...
L325p Horn),
wékkə (L325p Horn)
|
wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|