e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waterdichte laars waterstevel: watersjtevel (Horn) laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)] III-1-3
waterhoen waterhoentje: waaterheunke (Horn), waterheunke (Horn) waterhoen || waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)] III-4-1
waterige kost slobber: sjloebər (Horn), sjlōēbər (Horn), waterachtig: wáátərrèchtich (Horn) slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)] III-2-3
waterketel warmwaterketel: węrmwātǝrkę̄tǝl (Horn) De ketel waaruit het water voor het beslag wordt gehaald. Uit de woordtypen "warmwaterketel" (L 250, L 325, Q 95), "warmwaterbak" (L 362, P 120) en "warmwaterkuip" (Q 32) blijkt dat het beslagwater reeds op een bepaalde temperatuur is gebracht. In Q 99 is de waterketel van ijzer vervaardigd. [N 35, 27] II-2
waterketel, moor moor: moar (Horn) waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)] III-2-1
waterpomp wortpomp: wǫrtpomp (Horn) De pomp die men gebruikt om in de beslag-kuip water op het mout te brengen. Uit de antwoorden van de invullers blijkt dat de pomp ook voor andere doeleinden wordt gehanteerd. Zie daarom ook de lemmata ''wortpomp'' en ''bierpomp''. [N 35, 35a; monogr.] II-2
waterput put: pøt (Horn), pøͅt (Horn), sprong: sprøŋk (Horn), waterput: wātərpøͅt (Horn) [DC 21 (1952)] [N 12 (1961)] [RND 08] [SGV (1914)] I-7
waterring van de mijt krans: krans (Horn) Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
watersnip watersnep: watersjnep (Horn) watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
wecken inmaken: inmakə (Horn), inmààkə (Horn), wecken: wèkkə (Horn, ... ), wékkə (Horn) wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)] III-2-3