e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

Gevonden: 3465
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broek boks: boks (Horn) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek: algemeen boks: boks (Horn), bóks (Horn, ... ) broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] III-1-3
broekkettingen kettingen van de achterhaam: kęteŋǝ van ǝn axtǝrhām (Horn) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekspijp boksenpijp: bókse-piepe (Horn) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem boksenriem: bokse-reem (Horn) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak achter vottentas: votte-tes (Horn) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij boksentas: bóksetès (Horn) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broer: broor (Horn), brôr (Horn) broeder [SGV (1914)] || broer [DC 03 (1934)] III-2-2
brokkelhoef sprokhoef: šprǫkhōf (Horn) Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u] I-9
brommen, zoemen van een insect grommen: gromme (Horn) brommen [SGV (1914)] III-4-2