e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

Gevonden: 3465

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aarzelen troggelen: cf. Schuermans p. 750, s.v. "truffelen, trukkelen"en p. 748 s.v. "troggelen, trochelen en ook trachelen"(Weil.): allemaal talmen, druetelen etc. "verwant met trekken, treuzelen, trutselen  tròggele (Horn) aarzelen [SGV (1914)] III-1-4
aas in het kaartspel haast: roeten haost (Horn) Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)] III-3-2
absis koor: koeer (Horn) De halfronde of meerhoekige uitbouw van het priesterkoor waarin het hoofdaltaar staat [absis]. [N 96A (1989)] III-3-3
achterbodem achterbodem: axtǝrbǭm (Horn), achterzij: axtǝrzi (Horn) De achterste bodem van een bierton tegenover de voorbodem. [N 35, 94] II-2
achterdocht achtergedacht: achtergedecht (Horn) achterdocht [SGV (1914)] III-1-4
achtergebleven hooi harken scharren: šɛrǝ (Horn) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterhaam achterhaam: axtǝrhām (Horn) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhand van het paard achterhand: axtǝrhantj (Horn) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9
achterhoofd achterhoofd: achterhuit (Horn) achterhoofd [N 10 (1961)] III-1-1
achterknie hak: hak (Horn), vars: vɛ.rs (Horn) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9