e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

Gevonden: 3465

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afraffelen afraffelen: aafraovele (Horn) (te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)] III-3-3
afrasteringshout weihout: węi̯hǫu̯t (Horn) In het algemeen het hout waarmee men de weide afrastert. Dat kunnen dennenhout, eikenhout, berkenhout, acacia en andere houtsoorten zijn. Vergelijk lemma 5.13 ɛpaal van de weideafrasteringɛ.' [N 14, 66; monogr.] I-8
afrikaantje afrikaantje: -  afrikaantjes (Horn) Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [DC 54 (1979)] III-2-1
afscheiding als teken van hengstigheid veem (vademen): (mv)  vɛ̄mǝ (Horn) [N 8, 45, 46 en 48] I-9
afschuimen afnemen: āfnømǝ (Horn), afschuimen: āfšȳmǝ (Horn), de koppen afpakken: dǝ køp āfpakǝ (Horn) De gist afscheppen met behulp van een schuimlepel. [N 35, 69; N 35, 71] II-2
afsteker afsteker: āfštękǝr (Horn) Bij het bergen van de oogst in de schuur zijn altijd twee, soms ook drie personen betrokken. De afsteker (dit lemma) werpt de schoven van de oogstkar naar beneden; de tasser (lemma ''tasser in de schuur'', 5.1.13) tast de schoven op in het schuurvak. Als de afstand tussen de afsteker en de tasser te groot is geworden wanneer men al hoog is gevorderd op de tas, worden de schoven door een derde persoon (lemma ''bijgooier'', 5.1.14) doorgegeven. Dit lemma bevat de benamingen voor degene die de schoven van de kar af aanreikt aan degene die stapelt, of eventueel aan de tussenpersoon. Normaal gesproken is dit een neergaande beweging (af-). Sommige opgaven bevatten het voorvoegsel op-; hierbij moet wel gedacht worden aan een hoger dan de wagen gelegen graanstapel. [N 15, 47; monogr.] I-4
aftrekken af laten lopen: āf Iǭtǝ lǫwpǝ (Horn), aftrekken: āftrękǝ (Horn) De vloeistof van de niet-oplosbare delen laten weglopen of wegpompen. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''klaren''. [N 35, 39] II-2
aftrekken (met de hand) afroffen: āfrūfǝ (Horn) Het uit de grond trekken van konijnevoer, onkruid, e.d., zonder dat daarbij gereedschap wordt gebruikt. [N Q, 11c] I-5
aftrekken, uitwinnen uitdraaien: ut˱drɛi̯ǝ (Horn) Na het inkappen rolt de maaier met de mathaak de halmen samen en haalt ze naar zich toe. Het is de "tweede fase" van de zichtbehandeling. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en bij het lemma ''afleggen'' (4.4.3) bij het maaien met de zeis. [N 15, 16g; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 23, 16.2; L 48, 34.2; Lu 2, 34.2; monogr.; add. uit N 15, 16i] I-4
aftroggelen troggelen: troggele (Horn) troggelen (af~) [SGV (1914)] III-3-1