23501 |
gelezen mis |
stille mis:
sjtil mes (L325p Horn)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23206 |
geloof |
geloof:
gelouf (L325p Horn)
|
geloof [SGV (1914)]
III-3-3
|
23710 |
geloofd zij jezus christus |
christelijke groet:
kristelikke groet (L325p Horn)
|
De Christelijke groet, uitgesproken op niet-liturgiosche bijeenkomsten ["Geloofd zij Jezus Christus...in alle eeuwigheid. Amen"]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23320 |
gelooven |
geloven:
gluive (L325p Horn)
|
gelooven [SGV (1914)]
III-3-3
|
25188 |
geluid van naderend onweer |
rommelen:
rommələ (L325p Horn),
rŏmmələ (L325p Horn)
|
eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17710 |
geluidloos een wind laten |
ene over de sokken laten (gaan):
eine äövere zök laote gaon (L325p Horn)
|
geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1961)]
III-1-1
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
ps. omgespeld volgens Frings.
gemɛ̄kelik (L325p Horn)
|
gemakkelijk [SGV (1914)]
III-1-4
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
gemein (L325p Horn)
|
gemeen [SGV (1914)]
III-1-4
|
21465 |
gemeente |
gemeente:
gementje (L325p Horn)
|
gemeente [SGV (1914)]
III-3-1
|
33670 |
gemeenteweide |
gemeentebroek:
gǝmęnjdǝbrōk (L325p Horn)
|
Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.]
I-8
|