e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

Gevonden: 3465
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gladde ijzerdraad kale draad: kālǝn drǭt (Horn) Het gladde ijzerdraad waarmee men weiden omheint. [N M, 6a; N M, 6b; Vld.; monogr.] I-8
glas-in-loodraam glas-in-loodraam: glaas in loeed raam (Horn) Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)] III-3-3
glazig glazig: glazig (Horn), glààzig (Horn), gláázig (Horn) glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3
gleiswerk aardewerk: ē̜rdǝwęrk (Horn) Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.] II-8
glijden slidderen: sliddere (Horn) glijden [SGV (1914)] III-1-2
glimworm glimworm: glimworm (Horn) glimworm [SGV (1914)] III-4-2
gloria gloria (lat.): gloria (Horn) De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gluiperd luipendige, een -: loepentige (Horn) gluiper [SGV (1914)] III-1-4
gluiperig luipetig: loepetig (Horn) gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)] III-1-4
godslamp godslampje: godslaempke (Horn) De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)] III-3-3