20412 |
plaatsvervangende peettante |
remplaant:
remplaçant (Q165p Horpmaal)
|
meter die als plaatsvervanger optreedt, wanneer de ware meter niet aanwezig kan zijn? [ZND 37 (1941)]
III-2-2
|
22734 |
plankmis |
erover:
wil zeggen zoveel als dat hij de kegels niet raakt, al werpt hij ze alle 9 omver
dreuver (Q165p Horpmaal)
|
In vele streken moet de kegelbal een in de grond bevestigde plank raken, wanneer de speler hem wegslingert; wat wordt er gezegd wanneer de speler de plank mist (b.v. de bal er over heen werpt)? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
18544 |
pofbroek |
pofbroek:
pofbroek (Q165p Horpmaal)
|
een plusfour (pofbroek, drollenvanger, bugelbroek) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
21481 |
portemonnee, beurs |
portemonnee (<fr.):
eene leren portemonnai (Q165p Horpmaal)
|
Een lederen portemonnaie. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
33573 |
postelein |
postelein:
pəslēͅə.n (Q165p Horpmaal)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
21006 |
prei |
poor:
poə.r (Q165p Horpmaal)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
19977 |
rammelaar |
mannetje:
mɛnəkə (Q165p Horpmaal),
rijder:
rēͅər (Q165p Horpmaal)
|
rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
18554 |
regenjas |
regenpaletot (<fr.):
regəlpalto (Q165p Horpmaal)
|
een regenmantel [N 59 (1973)]
III-1-3
|
20559 |
rest in het glas |
klatsje:
kletske (Q165p Horpmaal)
|
kleine hoeveelheid drank die onder in een glas overblijft [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
18265 |
revers |
col (fr.):
koͅl (Q165p Horpmaal)
|
de omslag van de kraag op de borst (revers?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|