21842 |
(blijven) plakken |
(blijven) plekken:
plekke (L246p Horst)
|
lang in een café blijven zitten of lang bij iemand op bezoek blijven [plakken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21402 |
(geen) waarde |
(geen) waarde:
wêrde (L246p Horst)
|
waarde (dat heeft geen ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18809 |
(iets) bevinden |
keuren:
keure (L246p Horst)
|
vaststellen als resultaat van een waarneming of onderzoek [bevinden, keuren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18661 |
(knipmuts) |
knipmuts:
informant zet erbij: zie ook 33a, 35
knipmuts (L246p Horst)
|
knipmuts, in de betekenis van soort muts; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17967 |
(met) het hoofd stoten |
botsen:
(erges tège) boetse (L246p Horst),
boetse (L246p Horst)
|
stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17675 |
(met) stevige benen |
stevige benen:
stevige bie:n (L246p Horst)
|
benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17863 |
(zich) bukken |
(zich) bukken:
bukke (L246p Horst)
|
bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18612 |
-> [wld iii 2.2] |
- wld iii, 2.2 !:
duepdèke (L246p Horst),
duepklie:dje (L246p Horst),
duepmutske (L246p Horst),
huik (L246p Horst),
navelbendje (L246p Horst),
pisdook (L246p Horst),
slebberke (L246p Horst),
tulemuts (L246p Horst),
vouwvuu:lke (L246p Horst)
|
dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] || doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopmutsje [N 25 (1964)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, psidoek, huik] [N 25 (1964)] || muts met poffer, minder kostbaar of minder uitgedost dan de grote witte muts, die bij rouwgelegenheden wordt gedragen [rouwpoffer] [N 25 (1964)] || navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] || rouwsluiter(s) aan een hoed [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18253 |
[falie] |
falie:
falie (L246p Horst)
|
falie [SGV (1914)]
III-1-3
|
18606 |
[lijfje] |
korsettenlijfje (<fr.):
kersjettenliefke (L246p Horst),
lijfje:
liefke (L246p Horst)
|
lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|