e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruiden, specerijen kruiden: kruuje (Horst) De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)] III-2-3
kruidenier kruidenier: kruujenier (Horst) een winkelier, kleine handelaar in koffie, thee, rijst, meel, zout, zeep, gedroogde vruchten, specerijen enz. [kruidenier, epicier, komenij] [N 89 (1982)] III-3-1
kruidenjenever kruidenschnaps: krŭŭje snaps (Horst) kruidenjenever; Hoe noemt U: Jenever met kruiden (pop) [N 80 (1980)] III-2-3
kruidje-roer-me-niet kruidje-roer-me-niet: kruudje-roer me-niet (Horst) Kruidje-roer-me-niet (Mimosa pudica L.) [N 92 (1982)] III-2-1
kruidnagel kruidnagel: kroetnagel (Horst) kruidnagel [SGV (1914)] III-2-3
kruidwijding onze-lieve-vrouw-kruidwis: ŏŏz-ze leeve vrouw kroeətwis (Horst) O.L. Vrouw Kruidwijding [SGV (1914)] III-3-3
kruidwis kruidwis: kroetwis (Horst, ... ), krōētwis (Horst) kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2
kruien kruien: kryi̯ǝ (Horst), kryjǝ (Horst) De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.] || Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13, II-3
kruik kruik: kroeək (Horst) kruik [SGV (1914)] III-2-1
kruiketting, kruitouw kruiketting: krykęteŋ (Horst) De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.] II-3