e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
looi looi: luǝj (Horst) Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m] II-10
looien looien: luǝjǝ (Horst) Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.] II-10
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: scheut (Horst) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] III-4-3
lopen lopen: loeəpe (Horst), B.v. heej leep door t land.  lôôpe (Horst) lopen [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
loper bovenloper: bōvǝlø̄ǝpǝr (Horst), loper: lø̄ǝpǝr (Horst) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3
losse plankbrug vonder: voonder (Horst) vlonder (vonder) [SGV (1914)] III-3-1
losse zak onder de rok tas: tèès (Horst, ... ) tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)] III-1-3
luchtpijpen luchtpijpen: lôûchpiepe (Horst) luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)] III-1-1
luchtx lucht: lŏŏcht (Horst), Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!  lŏŏch (Horst) lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
lucifer lucifer: lucifer (Horst), zwegelstek: zwaigelstek (Horst), zwêgelstek (Horst) Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)] || lucifer [SGV (1914)] III-2-1