e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oorring oorbel: ōērbel (Horst) zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)] III-1-3
oot wilde haver: #NAME?  wilde haver (Horst), -  wilde haver (Horst) oot [wilde haver] [DC 30 (1958)] III-4-3
oot, wilde haver wilde haver: wilde haver (Horst) Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] I-5
op bedevaart gaan bedevaart gaan: baevert gao (Horst), (voorzetsel "op"wordt gevormd door letter(s), die overgang zijn tussen o en u).  bévert gaon (Horst), een bedevaart doen: én beejvaart doon (Horst), op bedevaart gaan: op bèijevaart goan (Horst), òp bèèvert gó (Horst) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] III-3-3
op de loop gaan op de loop gaan: ŏŏp de luuəp gŏa (Horst) op de loop gaan [SGV (1914)] III-1-2
op de tenen lopen op de tenen lopen: op de tiêne loope (Horst) lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)] III-1-2
op de voor over het hard: ǫvǝr ǝt hárt (Horst) Het paard dat voor een voetploeg gespannen is gaat "op de voor": het loopt vlak langs de vorige ploeggeul, op de strook die nog niet is omgeploegd. Op de voor loopt ook het linker paard (van achteren gezien) als de ploeg door een tweespan getrokken wordt. Doorgaans zijn de termen voor dit begrip ook toepasselijk op het linker voorwiel van een karploeg. [JG 1a; N 11A, 141c; monogr.] I-1
op een hoop gooien hopen: hōǝpǝ (Horst) Het uitstorten van de aardappelen in de kuil. [N 12, 29; monogr.] I-5
op een steeltje zetten halsje: hɛlskǝ (Horst) De knoop op een steeltje zetten. Men moet de knoop niet plat aannaaien, doch men dient een afstand tussen knoop en stof van ¬± 1/2 - 1 cm te houden. Hierdoor wringt de knoopt niet en wordt er ruimte voor de stofdikte opengelaten. [N 59, 136] II-7
op een sukkeldrafje lopen op een drafje lopen: op èn dräfke loope (Horst), op een schokje: ǫp ǝ šø̜kskǝ (Horst) [N 8, 81a, 81d en 83]lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)] I-9, III-1-2