e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
overlangs heen en weer eggen neveneen [eggen]: nęvǝnīǝn (Horst), op de langeweg [eggen]: op ˲dǝ laŋǝwē̜x (Horst), op de lengt [eggen]: op ˲dǝ lęŋt (Horst), op en neer[eggen]: op˱ ɛn nēr (Horst) Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.] I-2
overleggen ordonneren (<fr.): ordernere (Horst) anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)] III-3-1
overmoedig gedrag branie: branie (Horst) overmoedig, roekeloos gedrag [cranerie] [N 85 (1981)] III-1-4
overrijp, beurs melig: mēēlig (Horst) Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)] I-7
overschot, restant klats: klats (Horst, ... ), klatsje: kletske (Horst), stuk: stök (Horst) dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een klein overschot [kwets, kwats, klats, klets, klas] [N 91 (1982)] || een overgebleven brok van een of andere hoeveelheid [klik] [N 91 (1982)] III-4-4
overstikken overstikken: ǭvǝrstekǝ (Horst) Naast de naad nog eens naaien. [N 59, 55; N 62, 9] II-7
overtuigd overtuigd: ŏavvertuge (Horst) overtuigd [SGV (1914)] III-1-4
overtuigen overtuigen: ŏavvertŭŭgd (Horst) overtuigen [SGV (1914)] III-1-4
overwegen naprakkiseren: nao prakkezere (Horst) goed nadenken, alles goed bekijken voordat men iets doet [nadenken, achterdenken, naprakkezeren, overdenken] [N 85 (1981)] III-1-4
overzetten omzetten: ømzętǝ (Horst) Het omzetten van twee volken om twee gelijkwaardige volken te krijgen. Het is een ander middel dan omjagen. De volken worden zonder dat ze gejaagd worden, van plaats verwisseld. De bijen uit de sterke korf vliegen bij hun terugkeer naar de zwakke en maken deze sterk. [N 63, 93c; monogr.] II-6