e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sliepuit sliep, sliep: slie‧p-slie‧p (Horst), sliepuit: slīēp ōēt! (Horst), sliepuit, sliepuit: slie‧p oe‧t-slie‧p oe‧t (Horst) uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)] III-3-2
slijpsteen zandsteen: zantstīn (Horst) Een steen waarmee men de messen en de krabber slijpt. Op de steen deponeert men van tevoren water, zand of olie. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.] II-1
slikken doorslikken: doorslikkə (Horst) slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)] III-2-3
slim handig: hendig (Horst), kloek: kloōk (Horst), rap: rap (Horst), slim: slūm (Horst) een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] || vindingrijk in het bedenken van hulpmiddelen, in het raden etc.; [slim, ont, vossebillen gegeten hebbend] [N 85 (1981)] || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)] III-1-4
slimmerik geviefde, een -: gefiëfde (Horst) een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)] III-1-4
slingeren slingeren: sleŋǝrǝ (Horst) Het oogsten van honing door middel van een honingslinger. De ramen worden zo geplaatst dat de toplatten achteraan komen. De reden is dat de stand van de cellen van binnen naar buiten wijst, iets schuin omhoog. [N 63, 126; N 63, 123a; JG 1b; Ge 37, 174; monogr.] II-6
slinken, minder worden afnemen: afnèèmə (Horst), slinken: slinke (Horst) minder worden [lamen, lammen, verstillen afreezen] [N 91 (1982)] || minder worden in massa en omvang [slonken, slinken, zakken, slappen] [N 91 (1982)] III-4-4
slip slip: slip (Horst), slup (Horst), sløp (Horst) afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] || Afhangend onderste gedeelte aan de rugzijde van een geklede jas, jacquet of rok. [N 59, 152; N 62, 35] || hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)] II-7, III-1-3
slipjas slippenjas: sluppe jas (Horst) het jacquet-jas (slipjas, billetikker) [N 59 (1973)] III-1-3
slobkous slobsok: slobzök (Horst), slôpzok (Horst) voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)] III-1-3