e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slok slok: slŏĕk (Horst) teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)] III-2-3
slokdarm gorgel: görgel (Horst), slokdarm: slokdéérm (Horst) slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)] III-1-1
slons (slodder?) doelie: doelie (Horst), sloeber: sloeber (Horst), slons: sloons (Horst), slóns (Horst) een haveloze, slordige vrouw [slodder, sloor, slons, luns, klons, slos, lameer] [N 85 (1981)] || slons [SGV (1914)] III-1-4
slordig slordig: slordig (Horst) onachtzaam of onordelijk in zijn werk of in zijn geheugen [lod, hordsig, slordig] [N 85 (1981)] III-1-4
slot slot: slǫt (Horst) Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.] II-9
sluier communiesluier: communiesluujjer (Horst) sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)] III-1-3
sluik haar sluik haar: sluik hàòr (Horst) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren knikkebollen: knikkebolle (Horst) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
sluitklep klep: klep (Horst) deze klep (klep, presenteer blad) [N 59 (1973)] III-1-3
sluitspeld zekeringsspeld: zekeringspeld (Horst) sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)] III-2-2