e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

Gevonden: 3618
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gieten, hard regenen gieten: geten (Horst), gutsen: gutse (Horst), hard regenen: het rêgent hart (Horst) hard regenen, het regent hard [DC 30 (1958)] || overvloedig, in stromen neervloeiend, gezegd van vloeistoffen [spetten, gutsen, golven, garzelen, plenzen] [N 91 (1982)] III-4-4
gieter spuit: spuit (Horst) gieter [SGV (1914)] III-2-1
gist gist: gęs (Horst), heffe: hø̜fǝ (Horst) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] II-1
glad, glijdend glad: glad (Horst), glat (Horst) glad [DC 39 (1965)], [SGV (1914)] III-4-4
glazig glazerig: gláázərig (Horst) glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3
glijden slijden: slöje (Horst) glijden [SGV (1914)] III-1-2
glijders of lopers van de sleepcultivator sleepijzers: slęi̯.pīzǝrs (Horst) Voor de bedoelde sledeijzers zie men afb. 79. [N 11A, 151e] I-2
glimlachen grozelen: greuzele (Horst) onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen] [N 85 (1981)] III-1-4
glimworm lichtwormpje: lichtwörmke (Horst) glimworm [ZND 18G (1935)] III-4-2
gluiperd gluiper: gluiper (Horst), valse, een -: valse (Horst) een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)] III-1-4