21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gezèt (L246p Horst),
krant:
krant (L246p Horst),
krānt (L246p Horst)
|
een dagelijks verschijnend drukwerk ter verspreiding van nieuws en wetenswaardigheden en tot voorlichting van het publiek [gazet, krant, courant, journaal, dagblad] [N 87 (1981)] || krant [SGV (1914)]
III-3-1
|
25034 |
krassen |
kratsen:
kratse (L246p Horst)
|
het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21031 |
kreeft |
kreeft:
krift (L246p Horst)
|
kreeft [SGV (1914)]
III-2-3
|
24339 |
krekel |
krekel:
krekel (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
krekel [DC 07 (1939)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
20707 |
krentenbrood |
schietsspoel:
schitsspool (L246p Horst)
|
krentenbrood [SGV (1914)]
III-2-3
|
18224 |
kreukel |
kreukel:
kreukel (L246p Horst)
|
ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18223 |
kreukelen |
verfomfaaien:
verfoemfaaid (L246p Horst)
|
zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18875 |
kreunen |
krijten:
kriete (L246p Horst)
|
een zacht klagend geluid maken [kreunen, kermen, krengen, steunen, kriepen, kruchen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33910 |
kreupel zijn |
(het is/staat) kreupel:
krø̄pǝl (L246p Horst)
|
[JG 1a; N 8, 62k en 94f]
I-9
|
24893 |
kreupelhout |
struik:
struuk (L246p Horst)
|
Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|