21833 |
kwinkslag |
slag:
sláág (L246p Horst)
|
een grappig, koddig gezegde [slag, dreun] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kwispele (L246p Horst)
|
kwispelstaarten [SGV (1914)]
III-2-1
|
24925 |
laag grond |
laag:
loag (L246p Horst)
|
laag (znw.) [SGV (1914)]
III-4-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brōk (L246p Horst)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagte:
liǝxtǝ (L246p Horst)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
stevel:
stevels (L246p Horst)
|
Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
28866 |
lade in de kleermakerstafel |
tafellade:
tafǝllāj (L246p Horst)
|
De lade in de kleermakerstafel, waarin men opbergt wat nog niet wordt behandeld. Volgens de informant van Q 198 was er geen lade in de tafel. [N 59, 1b]
II-7
|
27367 |
laden |
laden:
lāi̯ǝ (L246p Horst)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
27854 |
lading |
vracht:
vraxt (L246p Horst)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
18304 |
lage herenschoen, molière |
lage schoen:
liegschoon (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|