e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke duif hoorn: hoare (Horst) Mannetjesduif. [SGV (1914)] III-3-2
mannelijke eend wielder: wildǝr (Horst), wīldǝr (Horst) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12
mannelijke geit bok: bok (Horst), bokje: bø̜kskǝ (Horst), geitenbok: gęi̯tǝmbok (Horst) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannenonderhemd hemd: hemd (Horst) onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3
markt markt: mɛ̄rt (Horst, ... ) markt [RND] III-3-1
marktkraam kraam: kraom (Horst) een tent, een stalletje op de markt waarin de goederen tentoongesteld zijn [kraam, schob] [N 89 (1982)] III-3-1
marmer malmer: molmer (Horst) marmer [SGV (1914)] III-4-4
marmeren beeld beeld: en molmere bie.ld (Horst), en molmere biëld (Horst), marmeren biëld (Horst), ⁄n marmere beeld (Horst), aa (van maar...): kort.  én maarmer bīēlt (Horst) Marmeren beeld. [N 06 (1960)] III-3-2
masker masker: masker (Horst) masker [SGV (1914)] III-3-2
mathaak pik: pek (Horst) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4