24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nachtegaal (L246p Horst),
[? - omgekeerde c boven aa doet vermoeden dat bedoeld is: naachtegoal]
nāchtegaal (L246p Horst)
|
nachtegaal [SGV (1914)] || nachtegaal (16,5 bekend; kleine bruine vogel met rossige staart; vrij zeldzame zomervogel; verborgen levend; beroemd om de zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18609 |
nachthemd |
nachthemd:
nachhemd (L246p Horst)
|
nachthemd [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18608 |
nachtjapon |
bedjak:
bedjak (L246p Horst),
nachtpon:
nachpôn (L246p Horst)
|
nachtjapon [nachtpon, bedjak, nachtjak, jak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18607 |
nachtkleren |
nachtpon:
nâchpôn (L246p Horst)
|
nachtkleding in het algemeen [t naachtdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18660 |
nachtpak |
hansop:
Van Dale: hansop, 2) wijd kledingstuk, gelijkende op de kleding der hansworsten, soort van overall, m.n. als nachtgewaad voor kinderen. vgl. WNT hanssop -hansop. 4) Bij overdracht. Naam voor een kleedingstuk (als nachtgewaad voor kinderen nog in gebruik), gelijkende op het gewaad van den hanssop, en bestaande uit lijf en broek met lange pijpen aan één stuk.
hansjop (L246p Horst)
|
nachtpak, overall-achtig ~ met een klep aan de achterkant [hansop] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24214 |
nachtzwaluw |
nachtzwaluw:
nachzwaluw (L246p Horst)
|
nachtzwaluw (27 vrij zeldzame zomervogel; meest op de hei; bruin met allerlei streepjes en vlekjes; overdag onvindbaar; maakt geen nest; roep ratelend [errrrrr-orrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18937 |
nadeel |
nadeel:
noadieəl (L246p Horst),
schade:
schaai (L246p Horst)
|
het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)] || nadeel [SGV (1914)]
III-1-4
|
20138 |
nageboorte |
nageboorte:
nageburte (L246p Horst)
|
nageboorte van de mens; hoe noemde men vroeger - -? [DC 33 (1961)]
III-2-2
|
34179 |
nageboorte van de koe |
bocht:
bø̜x (L246p Horst)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
33881 |
nageboorte van het paard |
bocht:
boǝx (L246p Horst)
|
Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55]
I-9
|