20361 |
neef |
neef:
neen
nèef (L246p Horst),
nèf (L246p Horst)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24347 |
neet, luizenei |
neet:
neet (L246p Horst)
|
neet [SGV (1914)]
III-4-2
|
18042 |
negenoog |
negenoog:
negenoeəg (L246p Horst)
|
negenoog, bloedzweer [SGV (1914)]
III-1-2
|
17629 |
nek |
nek:
nek (L246p Horst, ...
L246p Horst),
nĕk (L246p Horst)
|
nek [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17905 |
nemen, pakken |
nemen:
neme (L246p Horst),
pakken:
pakke (L246p Horst)
|
nemen [SGV (1914)] || pakken [SGV (1914)]
III-1-2
|
24717 |
nerf van een blad |
nerf:
nerf (L246p Horst)
|
De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24215 |
nest |
nest:
nèst (L246p Horst),
nèste (L246p Horst)
|
nest [SGV (1914)] || nesten (mv.) [SGV (1914)]
III-4-1
|
34521 |
nestei |
nestei:
nęstęi̯ (L246p Horst)
|
Een nestei is het ei dat men bij het wegnemen van de eieren van de kippen in het nest laat liggen, opdat er andere bij gelegd worden. Soms gebruikt men een ei van kalk, porcelein of gips, soms een vuil ei. [S 25; monogr.]
I-12
|
29090 |
nestelgaatje (bij knoopsgat) |
oogje:
yǝxskǝ (L246p Horst)
|
Het peervormige gaatje aan de voorkant van een knoopsgat. [N 59, 140]
II-7
|
24217 |
nestkastje |
nestkastje:
nèskasje (L246p Horst)
|
vogelkastje: Hoe noemt u in uw dialect een kastje voor vogels om in te nestelen dat men aan het huis of een boom hangt? [N 100 (1997)]
III-4-1
|