33947 |
onderhaam |
onderhaam:
ōndǝrhām (L246p Horst)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
21351 |
onderhands |
onderhands:
oonderhands (L246p Horst)
|
onderhandsch [SGV (1914)]
III-3-1
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
e schon hemd (L246p Horst),
hemd (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
hemd [SGV (1914)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] || schoon [o] [een ~ hemd] [SGV (1914)]
III-1-3
|
18313 |
onderjurk |
onderrok:
oonderrok (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)]
III-1-3
|
29059 |
onderkraag |
onderkraag:
ōndǝrkrāx (L246p Horst)
|
Het onderste gedeelte van de kraag dat niet in het zicht komt. Het materiaal voor de onderkraag is doorgaans dunne maar dichtgeweven stof. Traditioneel wordt hiervoor kleermakersvilt gebruikt (Het Beste Naaiboek, pag. 389). [N 59, 121b]
II-7
|
19395 |
onderkussen, peluw |
pulf:
pø̄lf (L246p Horst)
|
peluw [SGV (1914)]
III-2-1
|
17619 |
onderlip |
onderlip:
ŏŏnderlup (L246p Horst),
onderste lip:
underste lup (L246p Horst),
ūūnderste lup (L246p Horst)
|
onderlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32701 |
onderploegen |
onderbouwen:
õndǝr[bouwen] (L246p Horst)
|
In dit lemma zijn de benamingen verzameld voor het onder de grond werken van mest bij het ploegen van de zaaivoor en voor het onder- of omploegen van een mislukt gewas of een gewas dat als mest moet dienen, voorzover dat niet gedaan wordt op de ondiepe wijze, bedoeld in het vorige lemma. Termen als akkeren, diep ploegen, diep bouwen en voorgoed omdoen, die niet op het onderploegen van mest als zodanig wijzen, maar op de manier van ploegen waarbij dit gebeurt, zijn opgenomen in het lemma zaaivoren ca. [JG 1a + 1b; JG 2c; N 11, 44; N P, 14]
I-1
|
18315 |
onderrok |
onderschort:
oonderschort (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21282 |
onderwijzer |
meester:
mêster (L246p Horst)
|
onderwijzer; Hoe wordt hij tegenwoordig genoemd? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|