33320 |
pacht, vruchtgebruik |
pacht:
pāxt (L246p Horst)
|
Onder pacht worden drie samenhangende betekenissen verstaan: 1. hetgeen de pachter betaalt: "de pacht betalen"; 2. het vruchtgebruik van de grond: "grond in pacht hebben"; 3. het contract: "de boer heeft nog twee jaar pacht". Tocht hangt, evenals de nevenvorm tucht, oorspronkelijk samen met trekken in de betekenis "telen"; leeftocht is dan "tocht ("vruchtgebruik, pachtcontract") voor het leven". Aan tuis, vergelijk Mnl. tuuscen "dobbelen; bedriegen; ruilen", correspondeert Du. tauschen. Belading en belader corresponderen met belasting. Het feest van Sint Remeis of Sint Remigius, wiens naamdag naar de Romeinse kalender op 1 oktober valt, wordt wel de "huurdag der boerenknechten en meiden" genoemd (naar Jongeneel, 54). Bij boermeste: pachtvergoeding in natura; in plaats van een pachtsom te betalen, mocht de boer het onderhavige land voor één jaar gebruiken, mits hij voor eigen rekening het land een goede organische bemesting gaf. [L 14, 6; L 32, 101; Wi 18; monogr.]
I-6
|
33333 |
pachtboer |
pachtboer:
pāxbōr (L246p Horst),
pachter:
pē̜ ̞xtǝr (L246p Horst)
|
Halfer e.d. vanwege de helft, die de pachter van de oogst kon behouden. [S 27; Wi 2; monogr.; add. uit A 10, 2bI]
I-6
|
21690 |
pachten |
pachten:
pāxtǝ (L246p Horst)
|
[S 27; monogr.]
I-6
|
33334 |
pachtersvrouw |
pachtboerin:
pāxbōren (L246p Horst)
|
[S 27, Wi 2; monogr.]
I-6
|
24362 |
pad |
pad:
paad (L246p Horst),
ped (L246p Horst)
|
pad [DC 07 (1939)] || pad (dier) [SGV (1914)]
III-4-2
|
21261 |
pad, paadje |
pad, paadje:
paad, pej (L246p Horst)
|
pad, paden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-1
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
paddestoel:
peddestool (L246p Horst)
|
paddestoel [SGV (1914)]
III-4-3
|
17550 |
pafferig dik, opgeblazen van lijf |
opgespoest (dik):
opgespoest (L246p Horst),
opgespoest dik (L246p Horst)
|
dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] || opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18240 |
paillette |
git:
git (L246p Horst),
pailletje (<fr.):
pajetje (L246p Horst)
|
een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18170 |
pak, kostuum |
pak:
pak (L246p Horst, ...
L246p Horst,
L246p Horst),
i-klank
en nij pak (L246p Horst)
|
een herenkostuum [N 59 (1973)] || Je moet een nieuw pak kopen. [DC 41 (1966)] || pak [SGV (1914)] || pak [een nieuw ~] [SGV (1914)]
III-1-3
|